pKMuizen: Verzamelen Zocalo! stickerkrantje 1












 

pKp Muizen: aankondiging



Met onze beeldende en sociale interventie willen we samen met Muizenaars een script, theaterstuk, voorstelling, musical, performance,... ontwikkelen, waar verschillende stemmen samengebracht worden. Daarbij besteden we extra aandacht aan stemmen die over het algemeen minder gehoord worden. Het script/stuk wordt gemaakt samen met en uitgevoerd door Muizenaars. De bedoeling is om de uitvoering in de lente in première te laten gaan en daarna regelmatig te laten herhalen tijdens Muizen feest (jaarlijks, tweejaarlijks…). We beogen daarom een engagement te creëren zodat het werk een grond vindt bij een groep bewoners, trekkers. Het is daarbij duidelijk dat het proces, het traject naar de opvoering, en de relationele dynamiek die daarmee gepaard gaat, minstens even belangrijk zijn als de uiteindelijke voorstelling. Tot slot ontwerpen we ook een blijvend spoor van onze interventie die een plaats zal krijgen in de publieke ruimte.

 



(ontharding)



Met onze interventie willen we een instrument voortbrengen dat een blijvende reflectie en verbeelding oproept over manieren van (samen)leven in Muizen. We willen het script/stuk dat we ontwikkelen, opbouwen rond het begrip ‘ontharding’ en wat dit in/voor Muizen kan betekenen. Er is nood aan een betonstop en klimaatadaptatie noopt tot een ecologisch bewustzijn, maar deze vormen van ontharding kunnen volgens ons alleen maar op een democratische wijze tot stand komen wanneer er evenzeer aandacht besteed wordt aan maatschappelijke ontharding. Met grote zorg omarmen we de relationele dynamieken die binnen Muizen reeds bestaan en proberen via onze interventie nieuwe relaties op te bouwen. Ontharding betekent voor ons dan ook ‘verzachting’ van leefomgeving in de breedste zin.

 

 

(niet lineaire tijd)



Met de interventie willen we verandering niet opvatten als een lineaire structuur eigen aan onze modernistische vooruitgangsgedachte. Modernisering wordt volgens ons nog al te vaak gedacht als een verandering die zomaar wegveegt wat niet in het plaatje past. ‘Staying with the trouble’ (Donna Haraway) betekent vertrekken met grote aandacht, zorg en nieuwsgierigheid voor wat er is en niet zomaar inzetten op een ideologisch punt aan de einder. Maar we omarmen niet enkel wat er al is maar ook wat er nog kan komen, met een terugblik op wat er niet meer is. We verzamelen hiervoor zowel stemmen van het verleden, heden en toekomst. Deze komen samen, wisselen uit, vermengen zich intergenerationeel. We denken bijvoorbeeld aan het vroegere klooster waarin gastvrijheid belangrijk was, de huidige bezorgdheden over mobiliteit en speculaties voor de toekomst zoals andere manieren van omgaan met tijd zoals het boeddhistisch centrum doet. Deze en vele andere stemmen brengen we tezamen in het script, waarbij verleden/heden/toekomst samensmelten.






beeld tijdens Muizen feest 2023

 





pKMuizen: Camping calo 



pkp Muizen Stijn Van Dorpe camping zocalo


videostills Marjon Vanhecke & Inez Pittoors




uitnodiging aan muizenaars:









videostills Marjon Vanhecke & Inez Pittoors




Programma:










Beelden:












videostills Marjon Vanhecke & Inez Pittoors



Videomontage: https://vimeo.com/883346963/cce8bb0fc6?share=copy (kopiëren in browser!) 




pKp Muizen: inleidend essay 







 


p
Kp Muizen

 


Het pKzet een traject op in en met dorpsbewoners van Muizen (Mechelen). Ze roepen vragen op over de democratische staat van samenleven en zeggenschap binnen het dorp en trachten er o.a. gedeelde ruimtes in en met verschil te creëren. Het project wordt gecoördineerd door TAAK en ondersteund door de Kunstencel Vlaamse Gemeenschap, de Vlaamse Bouwmeester en de stad Mechelen. Het is onderdeel van een studie die een toekomstvisie voor de (ruimtelijke) ontwikkeling van de dorpskern van Muizen wil uitwerken. In Muizen wordt het pKp getrokken door Stijn Van Dorpe en Elien Ronse en is onderdeel van Stijns doctoraatsonderzoek aan Luca School of Art, onderzoeksgroep Image.








Dit project wordt ondersteund door:

De Vlaamse bouwmeester, Kunstencel en de stad Mechelen, in het kader van Leefbuurt 04, Mechelen: Muizen. Dorpskern in verstedelijkt gebied. https://www.vlaamsbouwmeester.be/nl/subsite/leefbuurten/leefbuurt-04-mechelen-muizen

Luca School of Art, onderzoeksgroep Image.  
 








pKRabot: PARADE  (samenvatting dossier wijkbudget Rabot, niet weerhouden)


Als bewoner en kunstenaar uit het Rabot wil ik me graag samen met vele anderen onder het samenwerkingsverband pKp inzetten om een jaarlijks terugkerende PARADE (optocht-bijéénkomst) te organiseren. Het is een moment van expressie, EEN PODIUM voor DIVERSE stemmen uit de buurt. We denken hierbij vooral ook aan de stemmen van deze mensen die door precaire omstandigheden dreigen in de vergetelheid te geraken. De PARADverbindt door mensen en groepen uit Rabot-(Tondelier)-Blaisantvest samen te brengen en maakt dat mensen elkaar en wat leeft beter leren kennen. 

Op een speelse, artistieke en open wijze willen we een infrastructuur (in de vorm van een parade en de voorbereiding ervan) opzetten die een start kan zijn van een breder debat met velen over samenwonen in deze buurt, deze stad, de wereld. Het project wil dus niet vrijblijvend zijn maar onze hoop leeft dat het initiatief kan bijdragen aan het delen van diverse visies, ervaringen, verlangens … We hopen dat hieruit nieuwe empowerende verbindingen en netwerken ontstaan die op hun beurt kunnen leiden tot een meer rechtvaardig en democratisch samenleven. 

We zijn uiteraard niet naïef en beseffen dat de belangrijkste factor om dit te doen slagen ligt in het vele werk dat verricht dient te worden in aanloop naar de parade. Het PROCES staat dus absoluut centraal en om dit PROCES te doen slagen hebben we de medewerking nodig van vele organisaties en mensen uit de buurt. We willen aan de hand van georganiseerde bijéénkomsten (assemblees-workshops) op vele plaatsen, gesprekken op gang brengen en inhoudelijke aanzetten geven. We reiken ook de hand naar alle artistieke organisaties en kunstenaars uit de buurt om PARADE mee vorm te geven. Momenteel gingen we nog met weinigen in gesprek, maar we zien PARADals opvolger van de opera PLOT (zie beeld) die dit jaar op de Tondelierwerf plaatsvond en waar vele organisaties en bewoners samen hun schouders onder staken. 

De buurt ondergaat momenteel grote veranderingen door de geleidelijke bouw van een nieuwe stadswijk Tondelier. Deze herschikt ook de verhoudingen in de wijk en kan zware gevolgen hebben voor de economisch minstbedeelden. PARADE kent daarom haar samenkomst op de terreinen van Tondelier. Ze wil de verbinding maken met de nieuwe bewoners maar wil ook vragen omtrent deze bouwontwikkelingen niet uit de weg gaan. 

Samengevat is PARADE  een initiatief dat de ideëen, verlangens en problematieken van verschillende mensen en groepen, zichtbaar maakt, deze samenbrengt en op feestelijke wijze aanleiding laat zijn voor een nieuw debat over de toekomst van deze wijk. Debatten die nieuwe verbindingen en netwerken doen ontstaan en die zo individuele stemmen, vooral van degenen in precaire posities, in krachtigere collectieve stemmen omzet.





foto Tomas Uyttendaele




pKp Rabot (in kader van de opera PLOT, http://piloot.co/)




info volgt 





 


pKKunst en Zwalm: teksten in de nasleep







Beste pKp’ers


Met dit schrijven wil ik jullie graag deelachtig maken van enkele gedachten die bij mij opkwamen voor, tijdens en na het verblijf van pKp in Kunst en Zwalm. Het zijn bedenkingen die stilstaan bij de wijze waarop het pKp over de lippen ging/gaat en benoemd werd/wordt. Het is een aspect waar ik op voorhand weinig over nadacht maar dat tijdens de voortgang van ons project geleidelijk aan meer aandacht vroeg. Omdat het pKp een gezamenlijke werking kent die binnen verschillende contexten andere samenstellingen heeft, kennen vragen rond het geven van credits (en eventueel auteurschap) geen makkelijk of eenduidig antwoord. Ik deel deze notities maar ben tegelijk benieuwd naar hoe jullie deze tekst lezen? Hoe hebben jullie de circulatie van het pKp en je eigen interventies daarbinnen ervaren? Zie dit als een uitnodiging in de vorm van een open redigeerbaar document waarin suggesties en opmerkingen welkom zijn.


Het pKp is een door mezelf in het leven geroepen en geconstrueerd geheel of kader. Wanneer daarbinnen handelingen plaatsvinden lijkt het me logisch om het pKp als ‘structuur’ te benoemen om zo de gezamenlijke draagkracht van het pKp te benadrukken. Ik voel hierbij weinig behoefte om als architect, initiatiefnemer vermeld te worden. In eerste instantie zou ik eerder denken dat zoals bijvoorbeeld bij de ‘Precarias a la deriva’ nooit een naam genoemd wordt. Alleen is de interne logica van de constructie pKp, en zeker binnen haar eerste ontplooiing tijdens Kunst en Zwalm, wel zeer verschillend met de Precarias. Het maakte dat het benoemen van de activiteiten door pKp uitgevoerd tijdens deze biënnale op velerlei wijzen verliep.


Maar eerst even naar de ‘Precarias a la deriva’ die een doel hadden ver buiten de kunst, er eerder op gericht onderzoek en activisme te verbinden. Het belang van de vele precairen die het project mee droegen kon het best verspreid worden onder de vlag van het collectief, ook al maakt singulariteit een essentieel element uit van waar ze voor streden (zie hiervoor bijvoorbeeld https://www.youtube.com/watch?v=WCEsKJrKH9c). Belangrijk voor hen is echter zowel de som als de verscheidenheid van talrijke singulariteiten inclusief de contradicties die hier binnen plaatsvinden. Hun kracht en politiek kapitaal halen ze uit hun verschijning als veelstemmig, paradoxaal, niet dienstbaar (voor de sociaal, politiek economische status quo) collectief. Hun verhouding tot de kunst beperkte zich tot het gebruiken van culturele centra voor hun activiteiten. Kunstruimtes bleken daarbij vooral interessant omdat de vaste patronen van de traditionele politieke plaatsen niet toereikend meer zijn voor de ambiguïteit van vele vormen van precariteit die de hedendaagse flexwerker kenmerkt. 


Het pKp kent haar bestaan daarentegen vanuit en binnen de kunst. Het wil een ruimte zijn waar kunst binnen een andere logica gedacht, gemaakt, belichaamd en verspreid wordt. Het verhoudt zich daarmee tot bestaande dynamieken die circuleren binnen de kunst, zo ook tot krachtvelden waar symbolisch kapitaal moeilijk kan weggedacht worden. Men kan bijvoorbeeld stellen dat het benoemd en als maker erkend worden je waarde als kunstenaar verhoogt, het vergroot de kans op volgende projecten om zo je carrière uit te bouwen. Het pKp wil deze dynamiek bevragen en het weigert dienstbaarheid hieraan, maar machtsverhoudingen bestaan en zijn niet zomaar uit te wissen. Het is binnen deze logica van enerzijds het deel uitmaken van en anderzijds het willen doorbreken van de logica binnen de kunst dat het  geven van credits en auteurschap snel onzuiver en complex wordt.

 

Tijdens Kunst en Zwalm bleef de status van het pKp ook vanuit een andere hoek dubbelzinnig. Enerzijds ligt een collectieve gedachte aan de basis, terwijl anderzijds duidelijk individuele praktijken te onderscheiden vallen. Er kan niet eenduidig worden gezegd dat het pKp louter ontstaat door het nastreven van een door de groep gedragen doelstelling die resulteert in wat die groep er samen van maakt. Evenmin kan men spreken van een volledig horizontale werking. Ik zette het kader uit waarop er mensen uitgenodigd werden die deels het geheel mee vormgaven en deels een eigen inbreng hadden, initiatief namen en werk creëerden binnen het geheel. Het pKp als gezamenlijk (kunst)werk verhoudt zich dan tot de autonome kunstpraktijken die binnen het pKp plaatsvinden. Een verhouding waarbij het pKp beschouwd kan worden als een ondersteunend kader voor andere kunstenaars die o.a. vanuit de inhoudelijke vraagstelling die het pKp oproept een interventie ondernamen, of andersom als een kader dat door de energie van individuele kunstenaars betekenis en vorm kreeg.


In de praktijk probeerde ik tijdens pKp in Kunst en Zwalm voor de algemene communicatie geen of alle namen te noemen, zoals in het programmaboekje of onderaan de wekelijkse nieuwsbrief voor de buurtbewoners. Wanneer het om specifieke interventies of acties ging binnen het programma probeerde ik de ‘auteur’ of ‘auteurs’ wel apart (doorgaans met de voornaam) te benoemen. Maar deze scheiding bleek soms minder makkelijk te maken en niet altijd relevant. Daarbij bleek het crediteren dikwijls slordig en onevenwichtig te gebeuren en was er geen controle over hoe mensen buiten het pKp dit deden. Ik bespreek hier kort enkele voorvallen die illustreren dat in bepaalde situaties een status quo van (machts)verhoudingen binnensluipt of zich opdringt. Ik gebruik zoals in de lokale nieuwsbrieven voornamen wanneer het over ons (degenen  van het pKp) gaat.


  1. Het was mijn keuze om mijn naam als initiatiefnemer weg te laten uit de officiële communicatie van het festival. Toen de onderzoeksgroep Image van Luca School of Art het pKp financieel ondersteunde kwam ik op de programmatie expliciet in beeld als doctoraatsonderzoeker die het pKp als onderzoeksobject opzette. Het weglaten van mijn eigen naam is een keuze die door mij gemaakt kan worden. Het zegt in eerste instantie iets over mijn positie die de mogelijkheid of luxe schept te reflecteren over de betekenis van het al dan niet zichtbaarheid zijn binnen een werk. Deze machtspositie werd echter overtroffen door een andere, deze van de logica van een institutioneel systeem dat mijn beslissing om een eerder onzichtbare positie in te nemen teniet deed.   


  1. Ik let erop om steeds Elena als de maker van het textielwerk te vernoemen, maar samen met Elien en af en toe enkele anderen verzetten we uren werk om de lapjes stof die het textielwerk vormgeven, te verzamelen. Het expliciet benoemen van Elena komt enerzijds voort uit een verlangen haar zichtbaar te maken omdat het werk dat ze deed niet ter plekke gebeurde maar in haar studio. Dit in tegenstelling tot Elien en mezelf die constant ter plaatse waren. Anderzijds volgt het een logica waarbij niet alle vormen van arbeid als gelijkwaardig gezien worden. We koppelen nu eenmaal makkelijker bepaald werk aan auteurschap dan ander.  


  1. Ik merkte op dat Sarah tijdens de inleiding van het gesprek dat ze modereerde het pKp voorstelde als het werk van de kunstenaar Stijn Van Dorpe. Sarah die deel uitmaakte van het pKp was door tijdsgebrek enkel aanwezig voor de productie van en tijdens haar eigen interventie. Derhalve maakte ze minder deel uit van de ‘groep’ of had ze minder voeling met de gang van zaken ter plekke. In dezelfde lijn noemde LUCA coördinator Maureen Magerman tijdens de informatiemomenten van de educatieve master het pKp in Kunst en Zwalm als een project van mij. Maureen volgde als buitenstaander het project slechts summier van op een afstand. Er lijkt een correlatie te bestaan tussen afstand en het verbinden van het pKp aan mijn persoon. Omgekeerd benoemde ik Sarah in de derde nieuwsbrief met voor- en familienaam in tegenstelling tot de anderen die enkel met voornaam genoemd werden. Een onderscheid dat vermoedelijk dan weer te maken heeft met het gevoel van Sarah minder binnen de groep te situeren en de logica volgend dat iemand van buitenaf op correcte respectvolle wijze dient aangekondigd te worden.  


  1. Elien die heel veel -deels betaald- werk verrichtte binnen het pKp wordt hier niet speciaal voor genoemd. Integendeel wordt ze soms uitgewist op de wijze waarop ik mezelf probeer uit te wissen om op de gaan in het pKp lichaam. Het is op zich geen onlogische keuze die ze intuïtief onderschrijft omdat ze belangrijk is voor het vormen van het pKp en zich er kan mee identificeren. Exemplarisch hiervoor is het niet vermelden van ons beiden in relatie tot het werk met de ouders van kunstenaars in de tweede nieuwsbrief. Wanneer ik daarnaast op facebook berichten zie circuleren waarop Elien vermeld wordt als enige auteur van het werk met de ouders van kunstenaars, voel ik mezelf niet erkend. Het is een voorbeeld dat in uitbreiding op voorbeeld (a) iets zegt over schuivende posities die de lijn tussen het zich wegdenken of juist het uitgewist worden markeert. Binnen Kunst en Zwalm is de positie van waaruit ik opga in het pKp niet helemaal dezelfde als die van waaruit Elien dit doet. Deze posities worden misschien te makkelijk gelijk gesteld. Maar op facebook speelt dan weer de macht van sociale netwerken en populariteit die haar eigen logica voortbrengt. Dat het niet erkend worden me raakt, toont daarnaast ook mijn eigen kwetsbaarheid. Het illustreert dat het opzetten van een gezamenlijk project niet zomaar een geïnternaliseerd, op zelfverwerkelijking gericht, denken uitschakelt. Aansluitend op voorbeeld (b) stel ik me ook de vraag of betaalde arbeid soms niet te makkelijk automatisch als dienstbaar werk wordt geklasseerd waarbij het financieel verlonen ‘het niet vernoemen' legitimeert. 


Samenvattend noteer ik dat het pKp in Kunst en Zwalm omdat het zich verhoudt tot en circuleert binnen de kunst erkenning van de individuele bijdragen niet zomaar als onbelangrijk kan klasseren. Ook omdat individuele trajecten tijdens Kunst en Zwalm tot specifieke interventies leidden kan men niet algemeen overgaan tot een louter collectieve creditering. In de praktijk van het benoemen stelde ik volgende conflictueuze velden vast die ik bij volgende pKp projecten verder wil onderzoeken. (1) Het niet of wel benoemd worden als auteur heeft een ander effect en draagwijdte naargelang de positie waarin je je bevindt. Vanuit een geprivilegieerde positie kan het uitwissen van jezelf een keuze zijn, terwijl zichtbaarheid voor anderen net van wezenlijk (emotioneel) belang kan zijn. Daarbij kunnen andere al dan niet institutionele machtsomgevingen zich dominant manifesteren en bepalend worden voor vormen van zichtbaarheid. (2) Het is duidelijk dat bepaalde categorieën van werk niet als evenwaardig gezien worden aan andere en dat dit invloed heeft op het crediteren van in wezen steeds gezamenlijke totstandkomingen. (3) De perceptie en wijze van credits toekennen van degenen die deel uitmaken van de dagelijkse werking van pKp is verschillend dan wie het vanop een afstand bekijkt. 


De vraag wordt hiermee ook tweeledig. Hoe kunnen credits toegekend worden aan wat (binnen) het pKp tot stand komt en hoe kan de ontwikkeling van andere wijzes van crediteren tegelijk de vorm van de toekomstige projecten van het pKp beïnvloeden. Vermoedelijk ligt het antwoord niet in uitputtende omschrijvingen van wie wat deed, maar onder andere in een radicalere omgang met het opnemen van verschillende rollen en het doorbreken van het hiërarchisch classificeren van creatieve, dragende en onderhoudende arbeid. Ik was alvast benieuwd naar hoe jullie deze notities lezen in relatie tot jullie ervaringen met de wijze waarop het pKp in Kunst en Zwalm circuleert. Reacties, aantekeningen, opmerkingen, toevoegingen … zijn welkom.







Dag Dina


Ondertussen is het enkele maanden geleden dat we een eerste keer aan je voordeur aanbelden. Net toen we ons wilden omdraaien hoorden we je stommelen binnen. We kwamen met de vraag ‘heb je een stukje stof op overschot?’, eigenlijk een niet-zo-goed alibi waarmee we aan iedere deur van Korsele aanbelden om te kunnen spreken met mensen achter de gevels, uit nieuwsgierigheid om te weten te komen wie er woonde. Toen we een eerste keer in het dorp arriveerden vielen ons de grote villa’s met vele vierkante meters tuinen op, het overaanbod b&b’s, het glooiende landschap wat algemeen als idyllisch aanvaard wordt, de hoge omheiningen om eigendommen af te bakenen en zo buitenstaanders te weren,... In het gesprek met jou kwam een eerste maal een ietwat ander verhaal naar boven. Je vertelde ons dat, net omdat vele bewoners financieel rijk zijn er nauwelijks sociale voorzieningen zijn uitgebouwd, waardoor het bijna onmogelijk is om de steun te krijgen die je nodig hebt. Zoals hulp met het onderhouden van de tuin, een service om voldoende eten te verzekeren, financiële hulp voor nodige medicijnen, een plek waar je terecht kan voor lichamelijke zorg,... Jouw openheid over deze moeilijkheden opende enerzijds onze ogen en anderzijds bevestigde het onze lichte vermoedens dat er achter mooie gevels ook precaire situaties plaatsvonden. Het lijkt me niet evident om met een laag pensioen te leven op een plek omgeven met buren die wel drie maal zo veel inkomen hebben. En ik vraag me af hoe het ondertussen nog met je gaat? Lukt het om iemand te vinden die dingen in het huis herstelt? Ben je minder moe deze dagen? Doet je dochter nog steeds wekelijkse inkopen?


Een paar weken na ons eerste gesprek keerden we terug. Die keer vertelde je ons over de 4 pennenvrienden waarmee je al jarenlang je hart en emoties deelt. Dat je hen via een oproep in Libelle gevonden hebt en hen nog nooit in het echt ontmoet hebt. Maar dat je tegelijkertijd je diepste gedachten met hen kan delen. Ik vroeg je of je dat ook deed met je buren, maar dat was niet evident omdat er vooroordelen zouden kunnen ontstaan zei je. We hadden het ook over gevoelens van eenzaamheid, hoe we ons vaak helemaal alleen kunnen voelen op deze wereld, zelfs als er vele vrienden, een partner, kinderen, familie,....rondom je zijn. In het dorp waren er best veel mensen die over die eenzaamheid praatten, dat dat niet echt hoort om bij je buren aan te bellen omdat je nood hebt aan een gesprek. Dat het not done is om uit het niks iemand die je al jarenlang kent van in de straat uit te nodigen om mee te eten. De relationele mechanismen liggen vast en zijn moeilijk zomaar te doorbreken, weinig mensen wagen zich er aan. 


Het kunstenfestival was op 150 meter van je huis, maar ook met de auto zou dat te veel energie van je vragen. Daarom probeerden we meermaals bij jou aan te bellen. Soms deed je de deur met veel enthousiasme open, soms was je te moe om op te staan, het hing ook wat af van de zon, zei je. Altijd waren er verhalen te delen, dat sowieso. Je vroeg ons wat we aan het doen waren, waarom we kampeerden op die wei en wat er dan te zien was voor het publiek. Dan zei ik dat we vooral gesprekken hadden met bijvoorbeeld mensen die ervaring hebben met het verliezen van eigendom of conversaties met ouders van kunstenaars over hun bezorgdheden omtrent kunstenaarschap. Ik zei dat deze grote of kleine gesprekken het belangrijkste deel van het kunstwerk vormen. Terwijl er wel een installatie of performance getoond wordt, blijven deze cruciale relaties erachter vaak onzichtbaar voor het publiek, maar dat is ook ok want die vertaalslag forceren doet de zorg die er in zit geen goed. 


Toen Milena, een Italiaanse kunst-studente met wie je geen taal deelt, aan je deur stond vertelde je openhartig over het lief dat je lang geleden had in Italië. Ik vond het best moeilijk om me voor te stellen dat je in het geheim naar daar gereisd was om dan een avontuurlijke romance mee te maken. Maar het was best een ontroerend moment want eventjes leek het alsof we alledrie in de Italiaanse bergen waren. En een paar dagen later stond plotseling je dochter in ‘onze’ weide, ze zei dat je zo veel over ons verteld had dat ze nieuwsgierig was wie we waren. Dat raakte me wel, merkte ik, we praatten wat over het dorp en haar fascinatie voor oregano. 


Nu ben ik al een tijdje niet meer in Korsele, ondertussen had ik zelfs gelijkaardige ontmoetingen met ‘onbekenden’ tijdens een project in de Stokveldewijk in Brugge. Maar ik denk af en toe aan je, er zijn flarden van gesprekken die terug komen. Er is best veel kans dat we elkaar nooit meer terug zien. En ik vraag me af of je dat jammer vindt? Soms vind ik dat zo moeilijk, maar er zijn verschillende mensen die ik kort ontmoet en met wie het gesprek heel openhartig is, het is deel van mijn werk als kunstenaar of gewoon deel van mijn leven. Misschien is het helemaal niet erg dat er geen volgende ontmoeting is? Het weten dat wat we gedeeld hebben aan je voordeur, dat dat echt was en dat dat blijft hangen, is voldoende? Het praten met anderen over wat jij met ons deelde is al een verderzetting van onze relatie? 


Met liefs, elien








Na een individuele praktijk van ruim anderhalf decennium waarin samenwerkingen een centrale rol speelden, initieerde ik een jaar geleden het para instituut voor KUNST en precariteit (pKp). Waar mijn eerder werk bestond uit losse projecten of kunstwerken die een plaats kregen binnen het reguliere kunstgebeuren, is het doel van pKom die ‘kunstruimte’ anders vorm te geven. Waar winst, concurrentie, onafhankelijkheid en autonome zelfrealisatie in traditionele kunstplekken dominant blijven, stelt pKwederzijdse afhankelijkheid voorop, om een andere omgang te bewerkstelligen met precariteit als de conditie van onze laatkapitalistische wereld. De methode is gebaseerd op het aangaan van wisselwerkingen tussen interne en externe deelnemers die we ‘publieken met agency’ noemen. Spreken doen we nooit vanuit een collectieve stem, maar binnen een gezamenlijke praktijk van singulariteiten.

Onze eerste interventie vond plaats als onderdeel van het kunstenparcours Kunst & Zwalm, in de nazomer van 2021, aan de rand van het gehucht Korsele in Oost-Vlaanderen. Met een tiental deelnemers, waaronder kunstenaars, een pedagoog, een kunsttheoreticus en kunststudenten, installeerden we onze tenten en namen we tijdens ons verblijf de dagelijkse taken op, zoals koken en afwassen, de leef- en vergaderruimte onderhouden, spullen drooghouden wanneer het regent enzovoort. Geruggensteund door formele en informele gesprekken verkenden deelnemers eigen wegen die leidden tot artistieke onderzoeken en interventies. Ze namen wisselende rollen op, waardoor het onderscheid tussen ondersteunend en creërend (auteurs)werk vervaagde.

In de weken voorafgaand aan Kunst & Zwalm belden we aan bij alle bewoners van Korsele met de vraag of ze een stukje textiel konden missen. Daar maakten we een bont lappendeken van, waarop nieuwe, georkestreerde ontmoetingen konden plaatsvinden. De rondgang, van deur tot deur, was ook een manier om gesprekken aan te gaan in de buurt en om kennis te nemen van wat er leeft.

Luisteren speelde een cruciale rol, en het publiek en de leden van pKkonden zowel spreker als toehoorder zijn. Dat was ook het geval tijdens een samenwerking die we hebben opgezet nadat we zagen hoeveel huizen in de buurt door omheiningen en camera’s beschermd worden. Met buurtbewoners en genodigden organiseerden we schrijfbijeenkomsten in het kamp, met als onderwerp de eigen ervaringen met eigendom, en dan vooral met het verlies ervan. In de schemerzone waar de dag in de nacht overgaat, vond in een tuin een leesperformance plaats: autobiografisch geïnspireerde personages werden tot één script verweven; subalterne beelden van en visies op wonen en eigendom werden het dorp binnengebracht.

Er werd een waterbidon geleverd in het kamp, maar die bleek leeg. Buren hielpen ons uit de nood en we vulden de bak met hun tuinslang. Ook voor andere materiële beslommeringen stonden ze ons bij, en op geregelde tijdstippen bracht de buurvrouw koffie. We werden, op momenten die we niet zelf kozen, een luisterend oor voor persoonlijke en emotionele zorgen. De omgeving waarin we werken is nooit zuiver, maar we omarmen de kwetsbaarheid die dit teweegbrengt.

https://www.dewitteraaf.be/artikel/alleingang-3-questionnaire-6/





About the parent work

On the field where we held our camp, 80 signs were spread, each with a different statement by one of the parents we interviewed. A visual report with various, sometimes contradictory statements concerning experiences, feelings and opinions related to the relationship between parent and artist. Amidst the signs, a moderated public conversation takes place with some of them. In front of the microphone, parents take the floor, they speak, gesticulate, use body language that reinforces their discourse. Before and after the debate, they drink a glass and engage in conversation with each other. What resonates here are not the contents and meanings that usually circulate during public events or exhibitions in regular art environments. They do not speak from a position favorable to the constantly evolving art discourse. Contemporary art is not interested, for example, in the concerned testimonies about the precarious economic situation of their children. These are dismissed as all too profane concerns of those who do not sufficiently understand the almost religious/universal importance of art and therefore do not share the idea of progress that gives art its right to exist. It is not the experts who define what is part of art here, but a situation has been created that makes the arguments of the parents, based on experiences and feelings, audible and does not dismiss them as understandable but unimportant voices in the margins. In this way, questions are raised about what and who constitutes and participates in art. At the same time, the parents indicate that they recognize certain concerns which creates a certain sense of commoning. Something is celebrated here.





Giving Agency to the Possible. 

Notes on the world-disclosing and emancipatory dimensions of unlearning practices through an analysis of the art collective pKp

https://impactum-journals.uc.pt/rppedagogia/article/view/11308


Nancy Vansieleghem and Stijn Van Dorpe